U06 - Heiligenbeelden in nissen
- Kunstenaar: Kees Verhoeve
- Locatie: Urmond, Terpkerkje, Grotestraat
In het voorfront van het monumentale Terpkerkje in Urmond, staan in nissen beelden van 2 patroonheiligen van de parochie Oud-Urmond. Staande voor de ingang van de kerk aan de linkerzijde de heilige Leonardus (een abt), gekenmerkt door de vormgeving van de staf in zijn rechterhand die geheel recht is en bolvormig aan de bovenzijde. In zijn linkerhand een ketting waaraan een bol is bevestigd. De ketting met bol zijn symbolen die aangeven waarom Leonardus patroonheilige van de gevangenen is.
Aan de rechterzijde in de nis staat het beeld van de heilige Martinus afgebeeld met mijter en bisschopsstaf aan de bovenzijde gekruld. Bij het honderd jarig bestaansfeest van de Rabobank zijn de bewoners van Urmond in de gelegenheid gesteld om ideeën aan te dragen voor een geschenk dat zij aan de bewoners wilden aanbieden ter gelegenheid van hun eeuwfeest.
Gekozen werd voor de bovenvernoemde heiligenbeelden. Voor de vormgeving is de maker van beide beelden uitgegaan van de beelden momenteel aanwezig in de huidige Sint Martinuskerk en die afkomstig zijn uit de oude Martinuskerk, beter bekend als de Terpkerk. De beelden zijn in opdracht van de Urmondse Monumenten Stichting in 1998 vervaardigd en zijn onthuld op zondag 15 november 1998. De heilige Leonardus is onthuld door Paul Janssen voorzitter van het St. Leendert Comité en de voorzitter van de Rabobank Dhr. Notten.
De onthulling van de heilige Martinus werd verricht door de heren Hendrix, Bousardt en Demandt, allen bestuursleden van de Urmondse Monumenten Stichting.
11 November H. Martinus van Tours, bisschop. Geboren in 316 te Sabria in Hongarije, in de landstreek Pannonie, liet Martinus zich als jongen van 10 jaar in de kerk opnemen als catechumeen (doopleerling). Vijf jaar later trad hij in het leger en diende onder keizer Constantius en keizer Julianus. Op 18 jarige leeftijd werd hij gedoopt en bleef nog 2 jaar in dienst. Bij de stadspoorten ontmoette hij eens een naakte bedelaar. Die hem om Christus wil een aalmoes vroeg. Omdat hij niets dan zijn wapen bezat, gaf hij hem een stuk van zijn soldatenmantel. In die tijd behoorde een helft van de kleding aan de keizer en de andere helft was persoonlijk bezit. In een droom verscheen hem de avond daarop Christus met een helft van zijn mantel om zich heen geslagen. “Wat je voor de geringste van mijn broeders hebt gedaan, dat heb je aan Mij gedaan”. Zijn besluit stond vast. Hij begaf zich naar de H. Hilarius, bisschop van Poitiers. Deze werd zijn leraar en het voorbeeld van Martinus. Onder zijn leiding leefde hij als monnik en werd hij gewijd tot exorcist.
Toen hij priester was begon hij als missionaris in zijn eigen geboortestreek. Zijn moeder zou zich als eerste bekeerd hebben. Woedende Arianen en heidenen verdreven Martinus uit zijn geboortestreek. Terneergeslagen begaf hij zich naar het eiland Gallinara voor de Italiaanse Riviera. Daar leefde hij enkele jaren als kluizenaar. Zijn kinderdroom was vervuld. In het jaar 360 werd hij door Hilarius, die reeds vanaf 356 bisschop van Poitiers was, naar Gallia terug geroepen. Hij bouwde er een kluizenaarscel en verbleef daarin vele jaren.Uit een eenvoudige cel zou later het eerste klooster van Gallië groeien.
Hij werd in 372 door het volk en de clerus gekozen tot bisschop van Tours, waar hij een klooster bouwde en daar met 80 monniken een buitengewoon heilig leven leidde. Hij wilde niet in het bisschopshuis wonen, maar verkoos liever de armoede. Zijn vriend en levensbeschrijver Sculpicius Severus is vaak ooggetuige van zijn wonderdaden.
Martinus van Tours wordt in België en Nederland wel Sint Maarten genoemd. In de Germaanse oudheid werd vuur gebezigd, dat in het volksleven het symbool was van de licht en warmtegeving (zon), waarvan men afscheid nam in het najaar. Misschien dacht men het Sint Maartensvuur bovendien als een zinnebeeld van het huiselijke haardvuur, dat met de aanvang van de winter in onze noordelijke landen eerst echt het zingend door de straten en werden St. Maartensvuren ontstoken.
De naam van de patroonheilige, Sint Martinus, duidt er op dat er waarschijnlijk tussen 800 en 1000 reeds een parochiekerk was. Deze zal dan van hout zijn geweest, zoals dat destijds in deze streken veel voor kwam. Zij moet dan gestaan hebben in het hart van Overmunthe, op veilige hoogte waar ook nu nog de 18de eeuwse kerk staat, die gebouwd is in 1793. De heilige Martinus stierf op 11 november in het jaar 396 op 80 jarige leeftijd in Candes.
6 November H. Leonardus kluizenaar te Noblac Kluizenaar Leonardus leefde in de 6de eeuw. Hij zou in St.-Leonard-de-Noblac, later naar hem genoemd, een klooster gesticht hebben.. Hij genoot niet alleen in zijn vaderland Frankrijk bekendheid, maar werd vooral in Zuid Duitsland en Oostenrijk een der meest vereerde volksheiligen.
Een legendarische levensbeschrijving uit de 11de eeuw, die hem vele wonderen en een bijzondere zorg voor de gevangenen toeschrijft, maakte hem wijd en zijd beroemd.
Volgens zijn levensbeschrijving was Leonardus de zoon van een Frankische edelman en werd hij gedoopt door de heilige Remigius. Hij kreeg een hoge post aan het hof koning Clovis en werd gevraagd om bisschop te worden. Dit aanbod wees hij af, waarop hij zich terugtrok in een kluis. Van daaruit leidde hij niet alleen een sober maar ook een wonderdadig leven ten dienste van mensen in nood. Toen koningin Clotilde in barensnood verkeerde terwijl haar man op jacht was, schoot Leonardus haar met zijn gebed te hulp. Ze bracht een gezonde zoon ter wereld. Als beloning weigerde hij goud en zilver, maar vroeg hij een stuk bos om er een klooster te stichten. Leonardus bijzonder werk van barmhartigheid was de bevrijding van
gevangenen. Hij pleitte voor hun vrijlating bij koning Clovis. Zelfs na zijn dood riepen gevangenen de heilige aan, zodat hun boeien stuk sprongen. Ook werd zijn voorspraak ingeroepen tegen paardenziekten. Veel kerken, toegewijd aan Leonardus, werden dan ook met hoefijzers versierd. Op grond van zijn wonderdaden is hij onder andere de patroon van zwangere vrouwen en gevangenen en wordt hij aangeroepen tegen paardenziekten.
De H. Leonardus verering in Urmond. Tot de zestiger jaren van de 19de eeuw kwamen met Sint Leendert pelgrims naar Urmond. Onderstaande inleiding door J.J.T. Busen, onderwijzer, bij het boek: “Leven en voornaamste mirakelen van de Heilige Leonardus, belijder” in 1859 geschreven door P.F.H. Canoy,Can. Theol, schetst een beeld hoe 150 jaar geleden de H. Leonardus in deze parochiekerk werd aangeroepen :
“In het zuidwestelijk gedeelte van Neerlands Limburg, te midden van bekoorlijke weilanden en vruchtbare akkers, waarlangs de heldere Maasstroom zijne zilvere wateren zeewaarts stuwt,daar verheft zich het dorp Urmond, wier wallen en overblijfselen van lang vernielde vestingwerken nog getuigen, dat hetzelve geene geringe plaats onder de alhier versterkte vlekken der middeleeuwen innam. De bewoners dezes dorps en der omstreken, aan den Godsdienst hunner vaderen zoo gehecht, ziet men telkens bij de feestviering eens Heiligen hunner streek hun Godsdienstig-gevoel op de ondubbelzinnigste wijze lucht geven. Echter onder al die feesten is er één voor wiens luister zij eenen bijzonderen geestdrift koesteren. Hun hart van Godsdienstijver ontstoken zwelt bijzonder voor de verering van hem, die sedert eene reeks van jaren, door afwisselende geslachten heen als hunne bijzondere Beschermheilige, in onderscheidene kwalen en nooden werd vereerd, en voor wien zij eene bijzondere godsvrucht als het ware met de moedermelk hebben ingezogen. Dit feest is het feest van den grooten heiligen Leonardus.
Hierom dan ziet men telken jare op den eerste Zondag der maand Julij, en zesden November daaraanvolgende, langs verscheiden wegen naar Urmond menschen stroomen, ten einde zoowel tijdelijke als geestelijke weldaden af te smeeken door de voorspraak van hem, die regt zoo zeer als Redder, in den nood betiteld wordt. Hier ontwaart men de kreupelen op hunne krukken moeijelijk herwaarts hinken, daar troepen van pelgrims met eenige andere lichamelijke kwalen geslagen dorpswaarts snellen; hier ziet men weder een teeder minnend echtgenoot voor de gelukkige verlossing eener beminde gade smeeken, daar doen ouderlievende kinderen voor de genezing van eenen gebrekkigen vader, of het herstel eener geliefde moeder de lucht van gebeden en verzuchtigen weergalmen, en niet zelden keeren zij, hun hart met zoeten troost vervuld, opgebeurd onder den last huns lijdens verheugd in den schoot der hunnen terug.”