Stolpersteine (struikelstenen)
Stolpersteine is een project van kunstenaar Gunter Demnig. Het zijn over geheel Europa verspreide monumentjes voor de slachtoffers van het nationaal-socialisme rond en tijdens de Tweede Wereldoorlog die samen één groot herdenkingsmonument vormen. De messing Stolpersteine worden in het trottoir geplaatst voor de laatste vrij gekozen woning van de slachtoffers.
In de gemeente Stein zijn, op initiatief van de heer Han Frenken en namens Stichting Ultraloop Stein, vele struikelstenen geplaatst. Raadpleeg de kaart voor de juiste locaties of klik op de link hieronder voor de wandelroute langs alle stolpersteine.
Aanbevolen route;
IZI travel App route 20 km
Stand 4 Mei 2025
Download hier de app
Start Mommerwegsken 1 (stoep aangelegd Dalerveltweg)
Maasbanderkerkweg tot Kapelaan Berix standbeeld
Kapelaan Berixstraat
Meerser Koestraat (Meers)
Lindendriesstraat
Weg van Elsloo naar Groot Meers
Brug Elsloo
Scharberg (Elsloo)
Op de berg
Dorpstraat
Stationstraat
Dorine Verschureplein
Koolweg
Steinderweg
Heerstraat zuid (Stein)
Heerstraat Centrum
Noelweg
Keerenderkerkweg
Keerend
Kruisstraat
Steskensstraat
Houterend
Heerstraat Noord
Veestraat (Urmond)
Mauritslaan
Kampstraat
Bergstraat
Grote Straat
Raadhuisstraat
Oude Poort
Havenstraat (Berg aan de Maas)
Julianastraat
Kerkstraat
Bergermaasstraat
Veerweg
Grachtstraat (Nattenhoven)
Kanaalweg
Jachtpad langs Julianakanaal
Tot bij Kapelaan Berix monument weer naar start via
Maasbanderkerkweg
Finish Mommerwegsken 1 (stoep aangelegd Dalerveltweg)
Overzicht en toelichting Stolpersteine
Stolperstein 1
Jan Willem (Giel) Berix
Te vinden bij Hoeve de Laak, Mommerwegsken 1 Stein
HIER WOONDE
JAN WILLEM
`GIEL` BERIX
GEB. 1907
KAPELAAN
VERZETSSTRIJDER
GEARRESTEERD 21-6-1944
GEÏNTERNEERD
VUGHT, SACHSENHAUSEN
VERMOORD 13-3-1945
BERGEN-BELSEN
Geboren op 12 april 1907 Op De Weerdt 1 Maasband. De ouders zijn Joannes Berix en Maria Catharina Vaessen. Overleden op 13 maart 1945 in Concentratiekamp te Bergen Belsen. Na de lagere school te hebben doorlopen ging hij naar het bisschoppelijk college te Sittard, waar hij in 1927 slaagde voor zijn eindexamen gymnasium. Hij wilde graag priester worden en volgde daarom twee jaar colleges filosofie te Rolduc. Vervolgens studeerde hij vier jaar theologie op het grootseminarie in Roermond. Op 1 april 1933 wijdde mgr. Lemmens hem tot priester.
Twee weken later droeg hij in zijn geboorteplaats Meers zijn eerste heilige mis op. Op 10 september werd hij benoemd tot kapelaan van de St. Pancratiusparochie te Heerlen. Hier was hij belast met het jeugdwerk in de parochie. Hij werd benoemd tot directeur van de jongenscongregatie en aalmoezenier van de r.k. verkennersgroep St. Paulus. Kapelaan Berix was zeer geliefd bij de jeugd, met de verkenners trok hij op zomerkamp naar het Gerendal, de wereldjamboree in Vogelzang en het kamp St. Joris te Weert.
Hij zette zich in voor armen en hulpbehoevenden.
Zijn werk voor de verkennerij bracht hem in het begin van de Tweede Wereldoorlog in conflict met de bezetter. In 1941 werd het jeugdwerk verboden.
Kapelaan Berix slaagde er nog juist in alle bezittingen van de St. Paulusgroep op de zolder van de kapelanie onder te brengen, door zijn inzet van de in nood verkerende medemens kwam hij in het verzet terecht.
Zo nam hij bijvoorbeeld contact op met artsen en gemeenteambtenaren om een groot aantal vrijstellingen te regelen voor jongens en jonge mannen die werden opgeroepen voor tewerkstelling in Duitsland, ook gaf hij samen met een arts voorlichting over hoe men vrijstelling kon verkrijgen.
Hij zorgde voor onderduikadressen voor jongens die toch werden opgeroepen voor de Nederlandse arbeidsdienst of voor werk in Duitsland en hij zorgde tevens voor hun levensonderhoud.
Alle particuliere verzetorganisaties werden door hem gebundeld tot een groep die zich aansloot bij de landelijke organisatie van onderduikers. Berix werd leider van het district Heerlen van deze organisatie. Zijn verzetsnaam was Giel. In 1944 werden bij een diefstal van bonkaarten in Sittard drie verzetsmensen opgepakt. Een van hen noemde na lange verhoren de naam van kapelaan Berix. De Sicherheitsdienst begon een klopjacht en de kapelaan moest daarom op 23 maart 1944 zelf onderduiken. Hij wist enkele maanden uit handen van de Duitsers te blijven maar op 24 juni sloeg het noodlot toe: Berix nam deel aan een vergadering van districtsleider van de landelijke organisatie voor onderduikers in het klooster St. Louis van de broeders van de onbevlekte ontvangenis te Weert, de Sicherheitsdienst was door verraad van deze vergadering op de hoogte en arresteerde de aanwezigen.
De kapelaan werd met zijn kameraden naar het kamp Vught gebracht, ook hier was hij een steun voor zijn medegevangenen. Via de luchtkoker wist hij met zijn lotgenoten in contact te blijven. De verhoren en zware mishandelingen hadden geen uitwerking, Giel bleef zwijgen, op 6 september 1944 werd hij per trein naar Orienburg vervoerd. In dit kamp raakte hij besmet met dysenterie, welke ziekte hij ternauwernood overleefde.
Lichamelijk een wrak, werd hij in oktober via Sachsenhausen naar Bergen-Belsen gebracht. In dit laatste kamp heerste door de onhygiënische toestanden vlektyfus. Aan de ziekte is Berix vermoedelijk op 13 maart 1945 overleden.
Na de oorlog is er in zijn geboorteplaats Meers een borstbeeld onthuld.
In Heerlen en Stein noemde men een straat naar hem.
In Heerlen noemde men tevens een verkennersgroep van de St. Pancratiusparochie naar de kapelaan.
Stolperstein 2
Henry Schepers
Te vinden bij Op de Berg 4, Elsloo
HIER WOONDE
HENRI SCHEPERS
GEB. 1914
VERZETSMAN
DOODGESCHOTEN 18.8.1944
MEERSSEN
Henry Schepers is kleermaker in Meerssen. Hij is de zoon van sigarenmaker Nikolaas Schepers en Maria Margaretha Cremers, beiden afkomstig uit Elsloo. Henry komt uit een gezin met 10 kinderen. Als de oorlog begint is hij 25 jaar en ongehuwd. In 1943 wordt Schepers gedwongen tot tewerkstelling in Aken. Vandaar vlucht hij naar België en begeeft zich meteen in het verzet: de Witte Brigades. Hij werkt voor verzetsgroepen in Luik en Tongeren en is er bekend als Harrie en/of de Wit.
Hij moet zijn werk in het verzet met de dood bekopen. Vanaf begin 1944 bezoekt hij enkele malen een café in Vroenhoven. Schepers ontmoet daar Aldegonde Zeguers-Boere. Zij heeft contacten in het Maastrichtse verzet en geniet daar het vertrouwen ondanks dat ze ook "intieme verhoudingen” heeft met een hooggeplaatste Duitse officieren. Zij heeft zo de positie dat ze voor het verzet kan onderhandelen over de vrijlating van opgepakte verzetsmensen. Maar ondertussen houdt ze ook de “Sicherheitsdienst” op de hoogte van de ontwikkelingen in het verzet.
Nadat hij nog in Elsloo is geweest om zijn broer Sjeng te groeten, loopt Schepers op 18 augustus 1944 en een val die de “Sicherheitsdienst” voor hem heeft opgezet. Schepers zou stukken hebben weten te bemachtigen - en die via de Witte Brigades hebben doorgespeeld aan de Amerikanen - met daarop de posities van de Duitsers in Limburg.
Aldegonde Zeguers-Boere heeft daarom een afspraak met Schepers in het Paviljoen, een uitspanning en hotel in Meerssen. De mensen van de “Sicherheitsdienst” dringen daarop het café binnen, en vlak na het bevel “handen omhoog” wordt Schepers neergeschoten door Nitsch. Schepers blijkt in het bezit van een revolver en zou niet tijdig de handen omhoog gestoken hebben.
Henry Hubertus Schepers ligt begraven op het Nederlands ereveld te Loenen.
Stolperstein 3
Wim Schepers
Te vinden bij Steinderweg 25 Stein.
HIER WOONDE
JOHANNES WILHELMUS
`WIM` SCHEPERS
GEB. 1919
VERZETSSTRIJDER
OPGEPAKT 3-5-1943
STEIN
GEÏNTERNEERD 19-5-1943
'S-HERTOGENBOSCH
VERMOORD 25-3-1945
BREMEN-FRAGE
Johannes Wilhelmus Wim Schepers werd geboren in Stein op 11 december 1919 als zoon van Joannes Leonardus Schepers en Maria Mechtildis Vaessen.
Zijn beroep was mijnwerker.
Tijdens een razzia opgepakt in Stein gedurende de algemene staking in Nederland op 3 mei 1943 en hij werd overgebracht naar een concentratiekamp in Bremen-Frage in Neuengamme Duistland.
Door de opmars van de geallieerden werd Wim met andere kampgenoten op transport gesteld en per boot weggevoerd naar een onbekende bestemming.
Deze boot werd op zee door de geallieerden gebombardeerd. Hij overleed met andere lotgenoten op 25 maart 1945.
Via het rode kruis ontving de familie pas op 10 oktober 1950 bericht van het overlijden in gevangenschap.
Stolperstein 4
Jacob Jacques Hertz
Te vinden bij Keerend 45 te Stein.
Geboren: 21-02-1919 te Sittard
Overleden: 31-05-1944 te Auschwitz,Polen
Vader: Salli Hertz
Moeder: Bertha Seligmann
Jacob Jacques Hertz, zoon van Salli Hertz en Bertha Seligmann; broer van Louis en Siegfried Hertz; echtgenoot van Jacoba Stekelenburg; vader van Antonia Jacqueline Hertz
Vader Salli Hertz, geboortig van Beek maar al sinds 1890 te Sittard gevestigd, was (paarden)koopman en later winkelier. Daarnaast was hij vanaf 1908 sjammes (koster) van de Sittardse synagoge. Hij trouwde in 1903 met Bertha Seligmann uit Mönchengladbach, wonende Neuss. In 1906 werd te Neuss de eerste zoon Louis geboren. Daarna woonden ze te Sittard op de Rijksweg en de Bergerweg, om zich uiteindelijk in de Putstraat te vestigen. Louis groeide hier op samen met zijn twee broers Frits (Siegfried, 1915) en Sjaak (Jacob Jacques, 1919). Vanaf 1916 had het gezin enige tijd dienstbodes in huis.
Louis werd winkelbediende en verkoper van manufacturen, Frits werd kleermaker en Sjaak verzekeringsagent, oftewel 'incasseerder ener levensverzekeringsmaatschappij'. Toen de oorlog uitbrak waren alledrie nog vrijgezel.
In januari 1941 werd Sjaak uitgeschreven naar Keerend 45 in de gemeente Stein, maar al in april keerde hij terug in het ouderlijk huis. Hij trouwde op 20 juni 1941 met Jacoba Stekelenburg, een niet-joodse vrouw. Zij was in 1917 geboren te Brunssum in een Nederlands hervormd gezin, de jongste van vier kinderen. Haar ouders waren geboortig uit de provincie Utrecht, en vader vond hier werk als mijnwerker op de Maurits. Jacoba was nog geen 3 jaar toen ze naar Sittard kwamen. Ze groeide op in de Veestraat in Sanderbout en verhuisde eind 1936 met haar ouders (haar broer en zussen waren inmiddels getrouwd en het huis uit) naar St. Josephstraat 63 (later omgenummerd in 75) te Stadbroek. Jacoba was voor haar huwelijk kapster van beroep.
Na het huwelijk woonden Sjaak en Jacoba enkele maanden bij haar ouders op de St. Josephstraat. Van augustus 1941 tot december 1942 stond Sjaak weer vermeld op Putstraat 90 (samen met Jacoba?), en daarna weer op de St. Josephstraat. Hun dochtertje Antonia Jacqueline werd in augustus 1942 te Heerlen geboren, vermoedelijk in de Vroedvrouwenschool. Zij zou het enige kleinkind van Salli en Bertha Hertz blijven.
Op 15 december 1941 trok Gudula Rozette Hartog uit Dordrecht in bij de familie Hertz op de Putstraat, waarschijnlijk om er als huishoudster te werken. Louis en Gudula besloten echter te trouwen. Het wettelijke huwelijk werd gesloten op 5 augustus 1942, maar van echte feestvreugde zal nauwelijks sprake zijn geweest. Drie dagen eerder was immers broer Frits ’s nachts uit zijn bed gehaald en afgevoerd. Hij had zich vlak na de Duitse inval tot het katholieke geloof bekeerd, en uitgerekend de katholiek geworden joden werden in Limburg als eersten opgepakt, als wraak tegen de bisschoppelijke veroordeling van de Jodenvervolging. Op 7 augustus werd Frits naar Auschwitz gedeporteerd en daar vermoord. Waarschijnlijk bleef de familie in het ongewisse over zijn lot.
Bij de razzia op 11 november 1942 werden Louis en Gudula opgepakt. Zij verbleven een half jaar in Westerbork, waarna ze in Sobibor werden vergast. In april 1943 werden Salli en Bertha Hertz naar Kamp Vught gebracht, en van daaruit via Westerbork enkele maanden later eveneens naar Sobibor.
Ondanks zijn gemengde huwelijk werd ook Sjaak opgepakt en gedeporteerd. Hij werd op 27 november 1942 te Sittard gearresteerd wegens diefstal. Of hij daarna nog vrij gekomen is, is onzeker. Mogelijk kwam hij in een strafkamp of gevangenis en is van daaruit, op 6 oktober 1943, naar kamp Vught overgebracht. De woningkaarten vermelden wel nog een verhuizing naar Ophoven 34 (later nr. 104, in 1961 gesloopt) in februari 1943. Zijn kaart bij de Joodsche Raad vermeldt dit als laatste woonadres. Het gezin woonde in Ophoven bij het (eveneens 'gemengd gehuwde') echtpaar Irik-Colthof.
Sjaaks persoonskaart en de woningkaarten van Sittard vermelden dat hij met vrouw en kind in maart 1944 terugging naar de St. Josephstraat en in juni 1945 naar het Kerkplein; pas in juni 1946 werd hij formeel (en postuum!) naar 'Duitsland' uitgeschreven. De laatste verhuizingen moeten zijn weduwe en dochtertje betreffen. Jacoba bleef haar man blijkbaar - in de hoop op zijn terugkeer - opgeven als hoofd van hun huishouden.
Sjaak zat zoals vermeld sinds 6 oktober 1943 vast in Kamp Vught. Van daar werd hij op 15 november 1943 naar Auschwitz gedeporteerd met het 'textieltransport', zo genoemd omdat het hoofdzakelijk bestond uit dwangarbeiders van de binnen het kampterrein gevestigde textielfirma Escotex (bont en confectie). Het transport bestond uit 1149 joden, waarvan slechts 38 mensen de oorlog overleefden. Er zaten meer gemengd gehuwden bij, en bij de aankomst in Auschwitz op 18 november om 1 uur, kwamen allen in het Arbeitslager om verder dwangarbeid te verrichten. Ook Jacob keerde niet terug, en is waarschijnlijk in de maanden die volgden bezweken.
Van de familie Hertz bleven alleen de weduwe en dochter van Sjaak over. Jacoba trok in maart 1944 weer in bij haar ouders. Enkele weken na de bevrijding, in oktober 1944, overleed de moeder van Jacoba. In juni 1945 verhuisde Jacoba met haar dochtertje naar het Kerkplein. Haar vader trok toen in bij een andere dochter in Geleen, waar hij in september 1946 overleed. Jacoba vertrok in augustus 1946 met Antonia Jacqueline naar Amsterdam, waar ze in 1953 hertrouwde. De dochter van Sjaak en Jacoba trouwde met een Brit en emigreerde naar Engeland, waar ze nu nog woont met drie kinderen en negen kleinkinderen.
Stolperstein 5
Hub Visschers
Te vinden bij Steskensstraat 42 Stein.
HIER WOONDE
HUB VISSCHERS
GEB. 1922
VERZETSSTRIJDER
VERRADEN
GEARRESTEERD 9-8-1944
DWANGARBEID
SIERSDORF
GEVLUCHT
GEARRESTEERD
OVERLEDEN 20-10-1944
KEULEN BOMBARDEMENT
Geboren op 23 april 1922 te Elsloo, zoon van Jan Michiel Hubert Visschers en Maria Elisabeth Meijers.
Vanuit Elsloo vestigden zijn ouders zich op 14 mei 1929 in de Steskensstraat 42 te Stein. Hij was ongehuwd en mijnwerker.
Hub werd in 1942 wegens sabotage ontslagen bij de staatsmijn Maurits. Hij onttrok zich aan de gedwongen arbeidsinzet en dook onder.
Hub werd op 9 augustus 1944 als onderduiker verraden door een “nsb-er” en vissend aan de Reebeek in Stein opgepakt door de Grune Polizei en naar de gevangenis in Maastricht getransporteerd.
Op 18 augustus 1944 heeft hij brand gesticht om te vluchten en daarna voor straf in een dwangbuis gedaan. Op 19 augustus 1944 afgevoerd om als dwangarbeider te gaan werken in Siersdorf Duitsland om met medegevangenen een mijnschacht af te diepen. Van hieruit ontvluchtte hij, ernstig ziek weer naar huis.
Daarna weer gearresteerd en teruggevoerd naar Keulen-Mungersdorf in Duitsland kwam hij totaal verzwakt aan in het strafkamp i.v.a. aan de Rijn in Keulen, waar hij met medegevangenen continue dag en nacht loopgraven en tankvallen moest graven.
Bij een bombardement door een fosforgranaat kwam Hub om het leven op 20 oktober 1944.
Stolperstein 6
Johannes Mathias Schreurs
Te vinden bij Houterend 11 Stein.
Geboren: 07-12-1919 te Stein
Overleden: 26-04-1945 te Neuengamme, Duitsland
Vader: Augustinus Hubertus Schreurs Moeder: Gertrudis Salden
Johannes Mathias Schreurs, geboren op 7 december 1919 in Stein, ouders zijn Augustinus Hubertus Schreurs en Gertrudis Salden, was een verzetsstrijder wiens moed en vastberadenheid tijdens de donkerste dagen van de Tweede Wereldoorlog een blijvende indruk hebben achtergelaten op zijn gemeenschap en op de Nederlandse verzetsgeschiedenis. Zijn levensverhaal, dat tragisch eindigde in het concentratiekamp Neuengamme op 26 april 1945, is een krachtige herinnering aan de offers die gebracht zijn in de strijd voor vrijheid en menselijkheid.
Vroege leven en achtergrond
Johannes Mathias Schreurs groeide op aan de Houterend 11 in Stein, waar hij werd opgevoed in een omgeving die gekenmerkt werd door nauwe gemeenschapsbanden en diepe familiewaarden. Zijn jeugd was gevuld met de eenvoudige geneugten van het dorpsleven, en hij ontwikkelde al vroeg een sterk gevoel van rechtvaardigheid en een onwankelbare integriteit.
Betrokkenheid bij het Verzet
Toen de oorlog uitbrak en Nederland in mei 1940 door de Duitsers werd bezet, voelde Johannes de noodzaak om actie te ondernemen tegen de onderdrukkers. Gedreven door een diep verlangen om bij te dragen aan de bevrijding van zijn land, sloot hij zich aan bij het lokale verzet. Zijn activiteiten binnen het verzet omvatten het helpen van onderduikers, het verspreiden van illegale publicaties en het deelnemen aan sabotageacties tegen de Duitse bezettingsmacht.
Arrestatie en Deportatie
De verzetswerkzaamheden van Johannes waren niet zonder risico, en zijn moedige daden trokken uiteindelijk de aandacht van de Gestapo. In 1944 werd hij gearresteerd na te zijn verraden door een infiltrant binnen het verzet. Na zijn arrestatie werd Johannes onderworpen aan wrede ondervragingen, waarbij hij ondanks hevige martelingen standvastig bleef en geen informatie prijsgaf die zijn medeverzetsstrijders in gevaar zou kunnen brengen.
Hij werd gearresteerd op 15 Juni 1944 en op 10 September 1944 getransporteerd vanaf kamp Amersfoort naar Neuengamme.
Zijn kampnummer was 493346.
Zijn standvastigheid redde vele levens, maar het verzegelde ook zijn eigen lot. Johannes werd gedeporteerd naar het concentratiekamp Neuengamme, gelegen nabij Hamburg, Duitsland. Daar werd hij gedwongen tot slavenarbeid onder onmenselijke omstandigheden.
Leven en Dood in Neuengamme
In Neuengamme werden de gevangenen blootgesteld aan extreem zware fysieke arbeid, slechte voeding en ziektes, wat voor velen dodelijk bleek. Johannes hield stand zo lang hij kon, gedreven door een onuitblusbare hoop op vrijheid en een vastberadenheid om de nazi-barbarij te overleven. Echter, zijn lichaam bezweek uiteindelijk onder de intense druk en de onmenselijke behandeling. Johannes Mathias Schreurs stierf op 26 april 1945, slechts enkele dagen voor de bevrijding van het kamp.
Stolperstein 7 en 8
Bertha en Nathan Claessen
Te vinden bij Van Bergstraat 8 Urmond.
Op woensdag 3 november 2021 werden voor het eerst in de gemeente Stein 2 Stolpersteine geplaatst. Dat gebeurde in Urmond, pal voor het huis in de Bergstraat 8 waar tot 1943 vader Nathan en dochter Bertha Claessen woonden. Zij overleefden hun deportatie naar concentratiekampen niet. De hemel huilt mee. De Pavane van de Franse componist Gabriel Fauré, uitgevoerd door een trompettist Jan Toom Fernhout, maakt de sfeer nog stemmiger dan die al is. De aanleiding van de bijeenkomst in de Bergstraat in Urmond is dan ook geen leuke. Pal voor het huis op nummer 8 worden vanmiddag in de stromende regen twee Stolpersteine in het trottoir gelegd. Die moeten ervoor zorgen dat de deportatie van de vroegere bewoners Nathan en Bertha Claessen, vader en dochter, nooit vergeten wordt. Jaarlijks klinkt de naam van Bertha tijdens het dodenappel, onderdeel van de officiële herdenking rond het borstbeeld van kapelaan Berix in Meers. Ze is geboren op 24 september 1896 als dochter van veehandelaar Nathan Claessen en Emma Spier. Bertha is één van de 46 personen uit de gemeente Stein die tijdens de Tweede Wereldoorlog om het leven kwamen. Zij werd op 46-jarige leeftijd op 9 april 1943 thuis gearresteerd en een kleine twee maanden later naar vernietigingskamp Sobibór in Polen getransporteerd. Daar is zij niet veel later vergast.
Historicus Harry Strijkers, die op verzoek van voorzitter Han Frenken van Stichting Ultraloop en middelbare school Groenewald onderzoek deed naar de deportatie van vader en dochter Claessen, leest tijdens de ceremonie woensdagmiddag een gedicht voor, dat de gruwelen in Sobibór goed weergeeft.
Er rijdt door mijn hoofd een trein vol Joden. Ik leg het verleden als een wissel om en ik tel de veewagons met de grendels: vijftig wagons, in elke wagon vijftig mensen. Men ligt geklemd tussen ledematen, men is drager of gedragene, gevangenen van elkaar. In het duister van de wagon. In het duister zonder water. Zonder lucht, zonder hoop.
Broos
Over vader Nathan is minder bekend. Naar verluidt zit hij in een psychiatrische instelling als hij eveneens in 1943 naar Kamp Vught wordt overgebracht. De slechte behandeling daar en de toch al broze gezondheid worden hem fataal.
Het zijn dan ook de eerste Stolpersteine in de gemeente die in de Bergstraat gelegd worden. Na de familie Claessen bivakkeerde onder andere meervoudig voetbalinternational en Fortuna-vedette Wilbert Suvrijn in het pand. Tegenwoordig woont er een piloot. In Nederland liggen nu rond de 7000 ‘struikelstenen’, bedacht door de Duitse kunstenaar Gunter Demnig, die gedenkstenen ging leggen op de stoep voor de vroegere woningen van mensen die door nazi’s verdreven, gedeporteerd of vermoord zijn.
Burgemeester Marion Leurs van de Gemeente Stein zegt tijdens de stolperstein legging de volgende memorabele woorden „Naar wat hier exact gebeurd is, blijft het gissen. Maar vergeten mogen we het nooit. Ook in de huidige wereld staan mensen lijnrecht tegenover elkaar. Laten we leren van de gebeurtenissen in het verleden.”
Stolperstein 9
Sjeng Tholen
Te vinden bij Grote Straat 29 Urmond.
HIER WOONDE
JOHANNES MATHIJS
`SJENG` THOLEN
GEB.1917
VERZETSSTRIJDER
GEARRESTEERD 23-6-1944
GEÏNTERNEERD
MAASTRICHT, VUGHT
VERMOORD 5-4-1945
MAUTHAUSEN
Sjeng Tholen was het vijfde kind uit een groot katholiek gezin. Zijn ouders Johannes Hubertus Tholen wiens beroep vrachtrijder was en Philomena Driessen kregen totaal negen zoons en twee dochters.
Jan groeide op in Urmond waar hij na de lagere school drie jaar als leerling bij een schilderbedrijf werkte. Toen hij zestien was ging hij naar de ovs de ondergrondse vakschool om het mijnwerkersvak te leren. Twee jaar later werd hij geplaatst bij staatmijn Maurits.
Sjeng was een serieuze jongen die weloverwogen aan zijn toekomst werkte en na opgeklommen te zijn tot hulphouwer ging hij in het najaar van 1943 naar de mijnschool waar hij in de avonduren de opleiding van mijnopzichter volgde. Het was daar dat hij via een van zijn leraren betrokken raakte bij het verzet. Hij verspreidde de sabotage oproepen en illegale bladen, totdat hij door een “nsb-er” uit de omgeving werd verraden.
Op 23 juni 1944 zou Sjeng voor de laatste maal de deur van zijn ouderlijk huis in de Grote Straat achter zich dicht trekken om naar zijn vroege dienst van zes uur ‘s morgens tot twee uur ‘s middags te gaan. Hij werd tijdens zijn werk door de mijnpolitie naar boven gehaald en overgedragen aan de Sicherheitsdienst in Maastricht.
Twee weken voordat Maastricht werd bevrijd werd hij overgebracht naar Vught, om vier dagen later te worden weggevoerd naar Sachsenhausen.
Na vier weken quarantaine werd hij op 5 oktober tewerkgesteld bij een commando dat aangeduid werd met de letters gr.z.gw.
Op 16 februari 1945 kwam hij met een transport dat drie dagen onderweg was geweest aan in Mauthausen Oostenrijk, waar hij een maand voor de bevrijding bezweek. Hij was 27 jaar.
De naam Johannes Tholen staat vermeld in het concentratiekamp Mauthausen op een gedenkplaquette van Nederlanders die hun leven voor hun land hadden gegeven.
Stolperstein 10
Johannes Hubertus Smeets
Te vinden bij Oude Poort 2 Urmond.
HIER WOONDE
JOHANNES HUBERTUS
SMEETS
GEB. 1889
VERZETSSTRIJDER
GEÏNTERNEERD 28-1-1944
'S-HERTOGENBOSCH
DWANGARBEID `PHILIPS`
VERMOORD 21-1-1945
DACHAU
Johannes Hubertus Smeets geboren in Urmond op 6 september 1889, zoon van Jan Mathijs Smeets en Anna Maria Nijsten. Zijn beroep was hovenier en bloemist.
Lid van verzet en opgepakt en overleden in het concentratiekamp Dachau in Duitsland op 21 januari 1945.
Hij was getrouwd met Wilhelmina van Raaij en ze hadden 3 zonen Hubert, Jan, Jan Mathijs en dochter Willy. Hij leerde zijn vrouw Wilhelmina kennen tijdens zijn militaire dienst. Zijn weduwe woonde in 1945 in Overveen.
Stolperstein 11
Hubertus Wijnands
Te vinden bij Havenstraat 3 Urmond.
Geboren: 15-12-1900 te Urmond
Overleden 13-04-1944 te Haunstetten, Duitsland
Vader: Joseph Gerard Wijnands
Moeder: Maria Gertrudis Wenmaekers
Hubertus Wijnands, geboren op 15 december 1900 in Urmond, was een dappere figuur wiens verzetsactiviteiten tegen de nazi-bezetting van Nederland hem uiteindelijk het leven kostten. Zijn levensverhaal weerspiegelt de complexiteit en de risico's van verzetswerk tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Vroege Leven en Werk
Hubertus Wijnands begon zijn carrière als mijnwerker, een beroep dat hem bekend maakte met zowel de fysieke als de strategische aspecten van industriële operaties. In de zomer van 1939 werkte hij in de Sophiamijn in Hückelhoven, waar hij waardevolle ervaring opdeed die later van pas zou komen in zijn verzetsactiviteiten. Zijn werk bij de Staatsmijn Maurits versterkte verder zijn kennis en vaardigheden.
Verzetsactiviteiten
Tijdens de oorlogsjaren ontwikkelde Wijnands zich tot een actief lid van het verzet. Hij gebruikte zijn expertise als mijnwerker om sabotageacties uit te voeren, wat essentieel was voor het hinderen van de Duitse oorlogsinspanningen. Zijn meest opvallende actie was het opzettelijk laten ontsporen van mijnwagons, een daad die aanzienlijke verstoringen veroorzaakte en de aandacht van de bezettingsautoriteiten trok.
Deze daad van sabotage leidde tot zijn arrestatie op 14 januari 1943 in Hückelhoven. Na zijn arrestatie op transport gezet naar Kamp Niederhagen . Dit transport markeerde een cruciaal punt in zijn leven, van actieve deelname aan het verzet naar gedwongen arbeid onder extreem harde omstandigheden.
Kamp Niederhagen
Kamp Niederhagen, officieel bekend als Concentratiekamp Niederhagen-Wewelsburg, was gelegen nabij het dorp Wewelsburg in Duitsland. Het kamp was oorspronkelijk bedoeld als een ondersteunende faciliteit voor het naziproject om het nabijgelegen Slot Wewelsburg om te bouwen tot een SS-cultcentrum, gepland als een soort spirituele basis voor de SS onder Heinrich Himmler’s leiding.
Dwangarbeid en Omstandigheden
In Kamp Niederhagen werden de gevangenen, waaronder Hubertus Wijnands, ingezet voor zware dwangarbeid. Hun taken omvatten onder andere het bouwen en renoveren van Slot Wewelsburg, dat was bedoeld om een centrum te worden voor de nazistische ideologie. De arbeidsomstandigheden waren erbarmelijk, met minimale voeding, slechte hygiënische voorzieningen, en constante mishandeling door de SS-wachten. Het werk was zwaar en de behandeling die de gevangenen ontvingen was vaak wreed.
Slot Wewelsburg
Slot Wewelsburg zelf was een bijzonder project voor Himmler, die het kasteel zag als een toekomstig centrum voor de wereldheerschappij van de SS. Het bouwproject was grootschalig en megalomaan, bedoeld om te dienen als een 'ideologische school' voor SS-leiders. De gevangenen die aan het project werkten, waaronder Wijnands, werden beschouwd als wegwerpmateriaal in de ogen van hun nazi-opzichters. De werkzaamheden aan het slot werden in het voorjaar van 1943 afgerond.
De geschiedenis van Hubertus Wijnands tijdens de Tweede Wereldoorlog en zijn werk bij de Messerschmitt-werke belicht een tragisch aspect van het oorlogsverleden dat veel mensen heeft beïnvloed. Tewerkgesteld bij een vliegtuigfabriek die cruciaal was voor de oorlogsinspanningen van nazi-Duitsland, bevond Wijnands zich ongewild in het hart van de strijd.
Werk bij Messerschmitt-werke
De Messerschmitt-werke waren essentieel voor de productie van Duitse gevechtsvliegtuigen, zoals de beroemde Bf 109 en Me 262. Deze fabrieken waren daarom belangrijke doelwitten voor de geallieerde luchtmachten, die erop gericht waren de luchtvaartcapaciteiten van de Asmogendheden te verminderen. Arbeiders zoals Wijnands, vaak tewerkgesteld onder dwang, vonden zichzelf in zeer gevaarlijke omstandigheden terug, gedwongen om te werken in een omgeving die regelmatig werd aangevallen door luchtbombardementen.
Bombardementen van Februari tot Juli 1944
Tijdens de periode van februari tot juli 1944 intensiveerden de geallieerden hun luchtaanvallen op Duitse industriële doelen, waaronder de vliegtuigfabrieken. Deze bombardementen waren onderdeel van een bredere strategische campagne om de oorlogsproductie van nazi-Duitsland te verstoren en om de geallieerde invasie van Europa, die in juni 1944 begon met D-Day, te ondersteunen.
Foto van enigste kind Bea dat na de dood van Hubert Wijnands in 1944 werd opgevoed op 2 jarige leeftijd door Broer Drik Wijnands en Betje Zegers
Overlijden van Wijnands
Hubertus Wijnands kwam vermoedelijk om het leven tijdens een van deze bombardementen op 13 april 1944. Deze aanvallen waren bijzonder hevig en lieten weinig kans op overleven voor degenen die zich binnen de fabrieken bevonden. Zijn dood in deze context markeert de tragische realiteit van burger- en dwangarbeiders die gevangen zaten in de oorlogsmachine van het Derde Rijk.
Nalatenschap en Herinnering
Het verhaal van Hubertus Wijnands dient als een krachtige herinnering aan de vele gezichten van oorlog. Terwijl hij als verzetsstrijder tegen de bezetting streed, werd hij uiteindelijk een slachtoffer van de industriële oorlogvoering die hij probeerde te ondermijnen. Zijn dood tijdens de bombardementen op de Messerschmitt-werke herinnert ons aan de complexiteit van de oorlog, waarin lijnen tussen vriend en vijand, en tussen strijder en slachtoffer vaak vervagen.
Impact en Gevolgen
De tijd die Hubertus Wijnands doorbracht in Kamp Niederhagen had een diepe impact op zijn gezondheid en welzijn. Zoals vele andere gevangenen in het kamp, leed hij onder de zware lichamelijke eisen en de psychologische stress van gevangenschap en dwangarbeid. Het harde werk en de slechte levensomstandigheden eisten hun tol, en veel gevangenen overleefden het ka
Overlijden in Haunstetten
De omstandigheden in Haunstetten waren extreem zwaar, en Wijnands' gezondheid verslechterde snel onder het regime van dwangarbeid en minimale medische zorg. Hij overleed op 13 april 1944, een direct gevolg van de brutaliteit waaraan hij was blootgesteld. Zijn dood markeert de tragische afloop van een leven gewijd aan verzet tegen tirannie.
Stolperstein 12
Jan Pepels
Te vinden bij Julianastraat 34, Berg aan de Maas.
HIER WOONDE
JOHANNES HUBERTUS
`JAN` PEPELS
GEB. 1922
VERZETSSTRIJDER
VERRADEN
GEÏNTERNEERD
SACHSENHAUSEN
VERMOORD 5-4-1945
BERGEN-BELSEN
Johannes Hubertus Jan Pepels, geboren in Urmond op 19 juni 1922 als zoon van Hendrikus Hubertus Pepels en Mathilda Barbara (Bertha) Henssen.
Zijn beroep was automonteur. Jan zat in verzet en had het niet zo op de Duitsers die in het café van zijn moeder over de vloer kwamen. In dit café werd zelf gemaakte limonade gazeuse verkocht.
Dat liet hij duidelijk merken, hij had namelijk een revolver op zak. Om erger te voorkomen werd een grote vriend bij de politie in vertrouwen genomen. Jan werd vervolgens opgepakt wegens verboden wapenbezit en de gevolgen waren dramatisch.
Hij werd afgevoerd naar Sachsenhausen in Duitsland, vandaar uit overgeplaatst naar Bergen-Belsen waar hij op 5 april 1945 overleed.
De uitvaartdienst was op 20 december 1951 in de parochiekerk Kerensheide.
Stolperstein 13
Josephine Drielsma-Wolf
Te vinden bij Berger Maasstraat 18-20, Berg aan de Maas.
Geboren: 13-03-1889 te Urmond
Overleden: 13-08-1942 te Auschwitz, Polen
Vader: Soesman Wolf
Moeder: Sophia Hertz
Josephine Drielsma-Wolf's reis door de duistere kanalen van de Holocaust is een tragisch voorbeeld van de gruwelen waarmee vele Joodse burgers in Europa geconfronteerd werden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Haar deportatieproces vanuit Kamp Dossin in Mechelen, België, via Kamp Westerbork in Nederland, naar Auschwitz, illustreert de methodische en systematische manier waarop de nazi's Joden vervolgden en vermoordden.
Kamp Dossin en Deportatie
Op 11 augustus 1942 werd Josephine Drielsma-Wolf vanuit Kamp Dossin gedeporteerd. Dit kamp, oorspronkelijk een kazerne, fungeerde tijdens de oorlog als een verzamel- en doorgangskamp voor Joden en Roma uit België en Noord-Frankrijk. Vanuit hier werden ze getransporteerd naar vernietigingskampen in Oost-Europa, voornamelijk Auschwitz-Birkenau.
Kamp Westerbork als Doorgang
Voordat ze naar Auschwitz werd gestuurd, kwam Josephine door Kamp Westerbork, een ander belangrijk doorgangskamp gelegen in het noordoosten van Nederland. Dit kamp was de laatste halte voor veel Joden uit Nederland en omliggende gebieden voordat ze naar concentratie- en vernietigingskampen werden gestuurd. Westerbork was oorspronkelijk opgezet als een vluchtelingenkamp voor Joden die uit Duitsland waren gevlucht, maar het transformeerde al snel onder Duitse controle tot een deportatiecentrum.
Deportatie naar Auschwitz
Vanuit Westerbork werd Josephine samen met duizenden andere Joden in veewagons gepropt en op treinen gezet naar Auschwitz, een reis gekenmerkt door onmenselijke omstandigheden—gebrek aan voedsel, water, en sanitaire voorzieningen. De reis alleen al was dodelijk voor velen, en voor degenen die aankwamen wachtte vaak direct de gaskamer of brute dwangarbeid.
Aankomst en Lot in Auschwitz
Bij aankomst in Auschwitz, het grootste en meest dodelijke vernietigingskamp opgezet door het naziregime, werden gevangenen onderworpen aan de selectieproces. Velen, vooral de ouderen, vrouwen en kinderen, werden direct naar de gaskamers gestuurd. Josephine’s exacte lot in het kamp is wellicht onbekend, maar de omstandigheden waaronder zij leefde en uiteindelijk stierf, waren verschrikkelijk en inhumane.
Het pad dat Josephine aflegde van Kamp Dossin naar Auschwitz vertegenwoordigt een van de vele lijnen van tragedie in het web van de Holocaust, en het blijft belangrijk om deze verhalen te vertellen en te herdenken als een cruciaal onderdeel van onze collectieve menselijke geschiedenis.
De familiegeschiedenis van Josephine Drielsma-Wolf is een verhaal van verbondenheid, tragedie en overleving door de turbulente periodes van de 20e eeuw, waaronder de verwoestende impact van de Tweede Wereldoorlog op hun levens.
Gezinsdynamiek en Achtergrond
Josephine Drielsma-Wolf, geboren Wolf, trouwde met Hessel Drielsma in 1884. Samen kregen zij vier kinderen: René Hessel, Sophie Johanna, Marcel Hessel, en Robert Hessel Drielsma. Het gezin woonde in verschillende perioden in Heerlen en Luik, wat aangeeft dat zij mogelijk betrokken waren bij grensoverschrijdende activiteiten of zakelijke belangen.
Tragische Verliezen
Het gezin Drielsma ondervond enorme verliezen tijdens de Holocaust. René Hessel Drielsma, de oudste zoon, stierf in Auschwitz in 1942, een tragische dood die kenmerkend was voor de gruweldaden van die tijd. Zijn leven en relatie met Mariette Dieltiels, die later overleed in 1971, markeren een verhaal van liefde en verlies binnen de schaduw van oorlog.
Overleven en Voortzetting
Sophie Johanna Drielsma, een ander kind, leefde een langer leven en overleed in 2000 in Knokke. Zij trouwde met Jean Gaston Reydams, en samen hadden ze drie kinderen, waaronder kleinzonen Robert en Marc Reydams. De levensloop van Sophie toont aan hoe sommige leden van de familie de donkere tijden van de oorlog wisten te overleven en hun leven voortzetten in relatieve vrede.
Latere Generaties
Marcel Hessel Drielsma, geboren in 1918, trouwde ook en had drie kinderen. Hij leefde tot 2006, wat wijst op een vol en lang leven ondanks de vroege tragedies van zijn familie. Zijn vermogen om een gezin te stichten en te onderhouden gedurende bijna een eeuw toont de veerkracht en het herstelvermogen van diegenen die de oorlog hebben overleefd.
Het Kortstondige Leven van Robert
Robert Hessel Drielsma, de jongste, had een kortstondig leven, slechts drie maanden durend, gestorven in 1923. Hoewel zijn leven kort was, herinnert zijn verhaal ons aan de kwetsbaarheid van het leven en de vele uitdagingen waarmee families soms worden geconfronteerd.
Stolperstein 14
Abraham Wolf
Te vinden bij Berger Maasstraat 18-20, Berg aan de Maas.
Geboren: 03-12-1868 te Berg aan de Maas
Overleden: 14-05-1943 te Sobibor, Polen
Vader: Soesman Wolf
Moeder: Sophia Hertz
Het leven en tragische einde van Abraham Wolf en zijn familie tijdens de Holocaust is een somber voorbeeld van de verwoestende impact die de nazi-vervolging had op Joodse gemeenschappen in heel Europa. Het verhaal van Abraham, een gerespecteerde slager en veekoopman, samen met zijn uitgebreide familie, toont de wreedheid van het systeem en de willekeur waarmee levens werden verwoest.
Familieachtergrond en Carrière
Abraham Wolf, geboren in Berg aan de Maas, kwam uit een gezin dat diep geworteld was in de handel en gemeenschapsdienst. Zijn vader, Soesman Wolf, had zich gevestigd als koopman-slager en zijn moeder, Sophia Hertz, kwam uit een eveneens gerespecteerde familie. Abraham volgde in de voetsporen van zijn vader en werd zelf slager en veekoopman, een beroep dat hem in staat stelde om een stabiel leven voor zijn familie te onderhouden.
Familie en Verhuizingen
Abraham trouwde met Bertha Wolff en samen kregen zij vier kinderen. Het gezin woonde in verschillende steden, waaronder Maasmechelen en Sittard, wat getuigt van hun pogingen om economische kansen na te jagen en een comfortabel leven te leiden. Hun verhuizing naar Sittard, waar ze zich vestigden in de Emmastraat, markeerde een periode van relatieve rust totdat de oorlog uitbrak.
Impact van de Oorlog
De Tweede Wereldoorlog bracht onvoorstelbare veranderingen en uitdagingen met zich mee voor de familie Wolf. Zoon Sylvain werd gearresteerd en later doodgeschoten in Mauthausen, terwijl zoon Romain omkwam in de werkkampen van Midden-Europa. De familie moest uiteindelijk hun huis verlaten toen dit door de Duitsers werd gevorderd, een veelvoorkomend lot voor veel Joodse families tijdens de bezetting.
Deportatie en Dood
In 1943 bereikte het leed een climax toen Abraham en Bertha gedwongen werden zich te melden in Kamp Vught en kort daarna werden overgebracht naar Westerbork. Van daaruit werden ze gedeporteerd naar vernietigingskamp Sobibor, waar ze op 14 mei 1943 werden vermoord. Deze snelle opeenvolging van gebeurtenissen laat zien hoe systematisch en meedogenloos de uitroeiing van Joden door de nazi's werd uitgevoerd.
Overleving en Nalatenschap
Enkel dochter Elvire en haar twee zonen overleefden de oorlog. Elvire's overleving biedt een kleine troost in de nasleep van zoveel verlies. Het verhaal van de familie Wolf belicht de veerkracht en het leed van één familie te midden van de miljoenen tragische verhalen van de Holocaust.
Het leven van Abraham Wolf en zijn gezin biedt een diepgaand inzicht in de tragedies die veel Joodse families tijdens de Holocaust hebben doorgemaakt.
Stolperstein 15
Eva van Haren-Wolf
Te vinden bij Berger Maasstraat 18-20, Berg aan de Maas.
Geboren: 12-02-1883 te Berg aan de Maas
Overleden:` 07-05-1943 te Sobibor, Polen
Vader: Soesman Wolf
Moeder: Sophia Hertz
Het verhaal van Eva van Haren-Wolf en haar gezin is nog een hartverscheurende getuigenis van de vernietigende impact van de Holocaust op individuele families. Hieronder volgt een overzicht van Eva's leven en het tragische lot dat haar en haar dierbaren trof.
Leven en Gemeenschapsbijdragen
Eva van Haren-Wolf groeide op in een familie die diep geworteld was in hun gemeenschap. Haar vader, Soesman Wolf, was een gerespecteerde figuur en haar moeder, Sophia, kwam uit de bekende Hertz familie. Eva trouwde met Salomon van Haren en samen vestigden zij zich waarschijnlijk in een gemeenschap waar zij actief deelnamen aan het sociale en culturele leven.
De Oorlogsjaren
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het gezin van Eva van Haren-Wolf onderworpen aan de wrede anti-Joodse maatregelen van de nazi's. Deze periode markeerde een donkere tijd waarin hun vrijheden werden ingeperkt en hun levens in gevaar kwamen.
Deportatie en Dood
Op 4 mei 1943 werden Eva en haar echtgenoot Salomon vanuit Westerbork gedeporteerd naar Sobibor. Drie dagen na aankomst in het kamp, werden zowel Eva als Salomon vermoord. Hun zoon Joseph was reeds eerder, in 1941, omgekomen in het concentratiekamp Mauthausen.
Eva van Haren-Wolf Berger, geboren op 12 februari 1883 in Urmond, was een diep gerespecteerde en geliefde lid van haar gemeenschap, wiens leven tragisch werd afgebroken in het vernietigingskamp Sobibor op 7 mei 1943. Haar leven en haar lot zijn indringende herinneringen aan de verwoestingen van de Holocaust en het onmeetbare verlies dat zovelen hebben geleden onder de naziterreur.
Stolperstein 16
Joseph Wolf
Te vinden bij Berger Maasstraat 18-20, Berg aan de Maas.
Geboren: 03-02-1870 te Urmond
Overleden: 14-05-1943 te Sobibor, Polen
Vader: Soesman Wolf
Moeder: Sophia Hertz
Joseph (Joep) Wolf's leven en lot illustreren de tragische ervaringen van vele Joden in Nederland tijdens de Holocaust. Zijn verhaal is zowel een getuigenis van persoonlijke veerkracht als van het diepe verdriet dat vele families heeft getroffen door de acties van het naziregime.
Joseph Wolf trouwde in 1902 met Carolina Hellendag, die in 1937 overleed. Het echtpaar bleef kinderloos. Joseph's leven met Carolina speelde zich voornamelijk af in Beek
Persoonlijke Achtergrond
Joseph Wolf was een veehandelaar die een actieve en gewaardeerde rol speelde in zijn gemeenschap in Beek, waar hij lid was van het bestuur van de hulpsynagoge. Na het overlijden van zijn vrouw, Carolina Hellendag in 1937, verhuisde hij naar een kleiner huis op Nieuwstraat 1 in Beek, wat aangeeft hoe zijn leven veranderde na het verlies van zijn partner. Ze hadden geen kinderen, wat mogelijk bijdroeg aan zijn relatieve isolatie in latere jaren.
Familieconnecties en het Verzet
Joseph had twee nichten, Bertha en Sophie, en een derde nicht, Stella, die door hun huwelijke of door onder te duiken aan deportatie ontsnapten. Bertha en Stella waren getrouwd met niet-Joden, wat hen bescherming bood, terwijl Sophie opmerkelijk genoeg ontsnapte aan deportatie door onder te duiken in een Montfortaner klooster in St. Truiden, België.
Arrestatie en Deportatie
Joseph werd op 10 april 1943 gearresteerd en naar Kamp Vught gebracht, en kort daarna naar Westerbork, van waaruit hij op 11 mei 1943 werd gedeporteerd naar het vernietigingskamp Sobibor. Zijn latere aankomst in Vught kan inderdaad wijzen op een poging tot weerstand of onderduiken die uiteindelijk mislukte. In Sobibor werd hij slechts enkele dagen na aankomst vergast.
Stolperstein 17
Jacobus Petrus Hubertus Frenken
Te vinden bij Kanaalweg 18 Berg aan de Maas.
Geboren: 07-11-1921 te Urmond Kadasterkaart A61 waar nu het Juliankanaal is.
Overleden: 10-06-1944 te Overveen
Vader: Martinus Hubertus Frenken
Moeder: Helena Hubertina Verheesen
Het verhaal van het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog is vol met heldendaden van moedige individuen zoals Bèr Reulen en Jacobus Petrus Hubertus Frenken, die hun leven waagden in de strijd tegen de nazi-bezetting in Nederland. Hun activiteiten binnen de verzetsgroepen zoals de Ordedienst, LO, en de KP (Knokploegen) in Roermond en later Alkmaar illustreren de complexiteit en de risico's van het verzetswerk
Activiteiten en Operaties
Bèr Reulen en Jacobus Frenken speelden cruciale rollen in het verzet door gevluchte krijgsgevangenen over de Maas te helpen, eerst via de brug en later per roeiboot. Dit soort acties waren vitaal voor het ondersteunen van geallieerde soldaten en anderen die ontsnapten aan de greep van de nazi’s. Hun werk breidde zich uit naar het verlenen van hulp aan krijgsgevangenen, wat hun betrokkenheid bij bredere verzetsactiviteiten onderstreepte.
Overval op het Gemeentehuis in Haelen
De overval op het gemeentehuis in Haelen op 18 februari 1944 was een bijzonder gedurfde actie, waarbij Reulen, gekleed in een Duits officiersuniform, de overvallers toegang verschafte door in het Duits om toestemming te vragen om te bellen. Deze operatie, waarbij belangrijke documenten zoals persoonsbewijzen en distributiekaarten werden buitgemaakt, was cruciaal voor het ondersteunen van onderduikers en andere verzetsactiviteiten.
Verplaatsing naar Noord-Holland
Na kritiek op hun gewelddadige methoden vanuit de districtsleiding van de LO en verzetsleider ‘Oom Leo’ Moonen, verhuisden Reulen en Frenken naar Noord-Holland om daar voor KP Alkmaar te werken. Hier waren ze betrokken bij verdere overvallen, waaronder die op de gemeentehuizen in Venhuizen en Heiloo.
Arrestatie en Executie
De uiteindelijke arrestatie van Reulen en Frenken in Amsterdam op 22 mei 1944 na een mislukte poging om wapens op te halen, markeert het tragische einde van hun verzetswerk. Na verraden te zijn, werden ze ter dood veroordeeld door het Polizeistandgericht en op 10-06-1944 geëxecuteerd in het duingebied bij Overveen.
Nalatenschap en Eerbetoon
De moedige acties van Reulen en Frenken zijn postuum erkend met het Kruis van Verdienste en het Eisenhower-certificaat voor hun hulp aan neergestorte piloten. Hun namen zijn gegraveerd op een plaquette op het Raadshuisplein in Maasniel, een blijvend eerbetoon aan hun offer. Deze erkenningen benadrukken de blijvende impact van hun moed en de offers die zij hebben gebracht in de strijd voor vrijheid.
De geschiedenis van Bèr Reulen en Jacobus Petrus Hubertus Frenken is een krachtig voorbeeld van het uitzonderlijke heldendom en de tragische offers van het Nederlandse verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hun verhaal herinnert ons aan de complexiteit van verzet en de diepe menselijke kosten van de strijd tegen onderdrukking.