U07 - Gevelsteen Tiendschuur Oud Urmond
De Tiendschuur was opslagplaats van landbouwproducten die door de landbouwers moest worden afgestaan als oorspronkelijke kerkelijke belasting .Deze belasting dateerde uit de Frankische tijd. Van alle landbouwproducten kreeg de pastoor één tiende voor levensonderhoud. Men onderscheidde de grote en kleine tienden. Tot de grote behoorden: rogge, tarwe, haver, boekweit en gerst. Tot de kleine behoorden: hooi en vlas. Toen in latere tijd de tienden overgingen in handen van leken, moest de geestelijkheid zich tevreden stellen met de zogenaamde kleine tienden. De opbrengst der tienden werd besteed aan onderhoud aan kerkgebouw en geestelijkheid en de bedeling der armen. De eigenaars der grote tienden bezaten tevens het collatierecht, d.w.z. het recht om de pastoor aan te stellen, respectievelijk voor te dragen.
Op 10 maart 1773 breekt in Urmond een gigantische brand uit waardoor het halve dorp en de Tiendschuur in vlammen opging. Gelukkig was een jaar later de Tiendschuur weer opgebouwd.
Op 30 oktober 1795 schaften de Fransen bij wet in deze streken alle leenrechten en het tiendwezen af. In 1938 was het gebouw zo bouwvallig dat het gevaar opleverde voor de omgeving, daarom werd het bovenste gedeelte van de voorgevel gesloopt. Tijdens deze sloopwerkzaamheden heeft Sjeng Lemmens de gevelsteen met opschrift uit het puin gered en thuis opgeslagen. Later heeft zijn broer Lambert de gevelsteen meegenomen naar Sittard en hem in de kelder bewaard. Door bemiddeling van de Urmondse Monumenten Stichting is de steen met opschrift in juni 1991 weer teruggeplaatst in de voorzuil langs het trappenstraatje genaamd de Tiendschuurstraat op het erf van de familie Kösters-Beckers, waar nog een gedeelte van de Tiendschuur bewaard is gebleven.
De inscriptie in de gevelsteen luidt:
REMOVA
IĤS TUM
1774-IHMS